Friday, February 01, 2008

(f)ART # 31 1/2


extra nummer naar aanleiding van de 100ste verjaardag
van de moord op Koning Carlos I van Portugal door de
revolutionaire strijders Alfredo Costa en Manuel Buíça.


In dit ondergronds nummer “31 1/2” van (h)art staat een tekst die niet in (h)art 32 zal verschijnen omdat die al propvol zit en omdat de bijdragen op den duur wel heel incrowd worden.

Dat een nummer van (h)art propvol zit is niet ons probleem, er is een hoofdredactie en die bepaalt wat prioritair is en wat niet. Daaruit trekken wij onze conclusies.
Door nu al te anticiperen op een NICC-debat degradeert de hoofdredactie de hiernavolgende tekst tot een aanhangsel “après-la-lettre” van dat debat terwijl de tekst verder gaat dan dat, net als dat het geval was bij eerder verschenen reacties in (h)art. Die krijgen echter wel een een ruim toebemeten plaats, waarin recent bovendien een pak manifeste onwaarheden staan die (h)art nu - door deze reactie niet te publiceren - impliciet onderschrijft.
Het feit dat er over een bepaald onderwerp veel geschreven en gereageerd wordt afdoen als incrowd is even erg als de problemen die men alsmaar krampachtiger wil - of beter moet - erkennen, onder het tapijt vegen.

Men is deel van het probleem of men is deel van de oplossing, daartussen is er niks.



In (h)art nr 31 krijgt zelfstandige vertaalster, redactrice & kunsthistorica Irene Schaudies uitgebreid de kans om haar urolagnisch ideeëngoed te spuien over een eerder verschenen reactie van Danny Devos ("Vertrouw de museumdirecteur niet zomaar" - (h)art nr 29) op de manier waarop het M_hka met kunstenaars omspringt. In haar stuk "Tussen een tandeloos beleid en de klaagliederen van een verongelijkte loodgieter" staan een aantal pertinente onwaarheden en een aantal beweringen die kant noch wal raken.

Vooreerst gooit de kunsthistorica de begrippen "maatschappelijke positie als kunstenaar" en "sociaal statuut van de kunstenaar" hopeloos door elkaar. Ik heb inderdaad gekozen (alhoewel het eerder gaat om een kwestie van onweerstaanbare drang) voor een bestaan als kunstenaar. Dat maatschappelijk kader kent geen bepalingen noch grenzen behalve wat men een "omgeving voor actuele kunst" kan noemen: een omgeving van kunstenaars, galerijen, instellingen, tijdschriften, critici, verzamelaars, liefhebbers, uitgevers, historici en dies meer, die samen bepalen wat er gemaakt, gezien, tentoongesteld en al dan niet geconsacreerd en geconserveerd wordt. Een omgeving ook waar geen wetten gelden behalve de afspraken tussen de actoren onderling, en waar een bepaalde activiteit - van welke actor dan ook - voor de ene als waardevol wordt gezien, voor de andere waardeloos is. Een sociaal statuut is een bundel van regelingen die toelaten om door middel van een rechtmatig verkregen inkomen te participeren in het bestaande stelsel van de sociale zekerheid in België, een stelsel van rechten en plichten waaraan iedere Belg als werknemer, zelfstandige dan wel ambtenaar, onderworpen wordt. Men is overigens de facto aan één van deze drie regimes onderworpen, een andere sociaal statuut buiten deze drie bestaat in België niet, voor niemand. Met inachtname van dit basisprincipe heb ik nergens geklaagd over het feit dat het M_hka op een wettelijke manier voor zijn werknemers zorgt. Het is evenwel onrechtvaardig dat het M_hka niet op een wettelijke manier voor zijn (tijdelijke) medewerkers zorgt, met name de kunstenaars die voor het M_hka een (artistieke) prestatie - een tentoonstelling - leveren.

De kunsthistorica blijkt verder weinig kaas gegeten te hebben van het kunstenaarsstatuut en het sociale zekerheidsprincipe tout court. Zo is het sociaal statuut (èn de commissie kunstenaars, èn alle flankerende administraties èn alle aanverwante regelingen) federale materie omdat de sociale zekerheid dat nu eenmaal in België is. De ondersteuning, promotie en ontwikkeling van cultuur is gemeenschapsmaterie, net zoals sport dat is, landbouw, onderwijs, toerisme en dies meer. Dit belet niet dat sportlui, boeren, leraars, reisleiders, en dus ook kunstenaars hun sociale zekerheid op federaal niveau wordt geregeld. En dit belet ook niet dat ze allemaal op subsidies van de Vlaamse Gemeen-schap aanspraak kunnen maken.
De commissie kunstenaars, waarvan sprake, oordeelt niet over het feit of iemand wel of niet kunstenaar is, de commissie helpt de kunstenaar bij zijn keuze om zich al dan niet als zelfstandige te vestigen, en levert desgevallend een zelfstandigheidsverklaring voor een periode van twee jaar af.
Het vrijgestelde bedrag van de bijdrageverminderingen voor de werkgever, waarvan sprake - een stimulans voor de opdrachtgever om de kunstenaar volgens de geplogenheden van de sociale zekerheid in dienst te nemen voor de duur van de geleverde prestatie - is al ruim 4 jaar (van bij de publicatie van de wet op het kunstenaarsstatuut in het Staatsblad) opgetrokken van 35 euro tot 55,67 euro per dag en/of 7,33 euro per uur.
Het "Sociaal Bureau voor Kunstenaars", waarvan sprake, is geen gesubsidieerde constructie. Strikt gezien bestaat er zelfs niet zoiets als een Sociaal Bureau voor Kunstenaars, indien aan een aantal voorwaarden is voldaan kan het principe wel toegepast worden door een aantal door de Vlaamse Overheid erkende uitzendkantoren (uitzendarbeid is dan weer een regionale bevoegdheid, en geen federale). Vandaag de dag zijn er een 15-tal uitzendkantoren werkzaam met een erkenning voor arbeidsbemiddeling in de artistieke sector.
Van een historica en/of redactrice zou men verwachten dat ze haar achtergrondinformatie grondig doorspit, om ze terdege te begrijpen en om ze op zijn minst te verifiëren met de actuele situatie op het terrein. Niets blijkt minder waar in de hier gekozen positie tussen het tandeloos beleid en de verongelijkte loodgieter om deze met kritiek te beladen. Nochtans heeft de Vlaamse Overheid (onder auspiciën van de Ministers van Cultuur en Werkgelegenheid) om aan zulk een gebrek aan kennis en inzicht tegemoet te komen, ten behoeve van kunstenaars en iedereen die met kunstenaars samenwerkt in 2004 het Kunstenloket opgericht (www.kunstenloket.be). Het Kunstenloket, een uitloper van de juridische eerstelijnshulp van het NICC, is intussen uitgegroeid tot een hoogwaardig professioneel kenniscentrum dat zakelijke en juridische informatie omtrent de artistieke praktijk verzamelt, coördineert, opvolgt en ter beschikking van de gebruiker stelt. Naast een uitgebreide en overzichtelijke website, kan je bij het Kunstenloket terecht voor gratis infosessies over het kunstenaarsstatuut, auteursrecht, btw, tewerkstelling, douane en dies meer, en ook voor gratis individuele gesprekken aangaande je specifieke situatie. Een gouden tip, ook voor kunsthistorica's die al eens een stapje in de hedendaagse kunstsituatie willen zetten en daarbij geconfronteerd worden met levende kunstenaars, hun maatschappelijke status, maar ook hun sociaal statuut.

De kunsthistorica treedt vervolgens Bart De Baere bij door te stellen dat de loodgieter uiteraard betaald moet worden voor het ontstoppen van de toiletten in het museum, maar niet de kunstenaar die er een artistieke prestatie levert. De loodgieter maakt een raming van de geboden diensten, inschatting van de prijs, koopvoorwaarden en leveringstermijn. Vervolgens wordt een bestelbon opgemaakt en volgt na voltooiing van de werkzaamheden de factuur. Tot zover kan de kunsthistorica het nog begrijpen. De kunstenaar daarentegen stelt voor haar nog net geen gebakken lucht voor: "steun voor een onbekend product - of eerder voor een onbekend proces als het over 'vernieuwende vormen van presentatie' of 'informeel presentatieonderzoek met kunstenaars in de vorm van interventies' gaat". In de eerste plaats is dit eerder de taal die instellingshoofden en artistieke leiders gebruiken om hun subsidiedossiers en jaarverslagen op te smukken en een verbloemde maar gratuite manier om "de kunstenaar centraal te stellen", en niet die van kunstenaars die hopen op een gelegenheid om hun werk op een professionele manier in een professionele context te kunnen tonen. Verder heeft de kunsthistorica ook weinig benul van de hedendaagse praktijk waarbij van de professionele kunstenaar verwacht wordt dat hij bij elke gelegenheid een dossier in elkaar bokst dat bestaat uit een inhoudelijke beschrijving, een zakelijke omschrijving, een planning, bijlagen, cv, fotomateriaal, relevante en kritische teksten over het werk,... èn een begroting. Daar waar evenwel de raming en de inschatting van de prijs bij de loodgieter op de eerste plaats komen, wordt de begroting van de kunstenaar achteraan geklasseerd, als ze al niet van tafel valt. Dat is niet ernstig. Het museum is afhankelijk van de loodgieter om de museumtoiletten te ontstoppen, en betaalt daarvoor zonder verpinken een prijs. Het museum is even afhankelijk van kunstenaars om haar museumfunctie te vervullen, en dient mijn inziens de daarvoor geleverde prestaties van kunstenaars dan ook evenzeer te vergoeden. Het symbolisch kapitaal dat de kunstenaar opstrijkt als vergoeding kan hij niet gebruiken om als een vorm van maaltijdcheque in een warenhuis, terwijl anderzijds de loodgieter - stel dat ook hij met symbolisch kapitaal vergoed zou worden - dat net zo goed zou kunnen aanwenden om nieuwe, betalende klanten (kunstverzamelaars met verstopte toiletten) voor zijn beroepspraktijk te winnen.
Dan is er nog de kwestie hoe te vergoeden. De wet op het kunstenaarsstatuut zegt dat eenieder die een artistieke prestatie levert tegen een vergoeding geacht wordt een werknemer te zijn, tenzij de kunstenaar er zelf voor kiest om zich als zelfstandige te vestigen. Wie beroep doet op een kunstenaar dient de regels van de sociale zekerheid te respecteren. In het aangehaalde voorbeeld van de Bervoets-tentoonstelling werd de verloning geregeld door het indienen van bonnetjes die de opdrachtgever boekhoudkundig kon verantwoorden en waardoor sociale zekerheid werd ontdoken, en kunstenaars tengevolge niet verzekerd waren bij gebeurlijke ongevallen, laat staan genieten van vakantiegeld of recht op pensioen. Reeds in de 19e eeuw vochten arbeiders een sociale strijd voor het recht op zelfbeschikking van hun loon, vandaag proberen museumdirecteurs, en nu dus ook kunsthistorica's, de klok schaamteloos terug te draaien! En dit na, of ondanks de succesvolle strijd van kunstenaars voor een billijk sociaal statuut... (Het Sociaal Statuut van de Kunstenaar is er na 30 jaar rechtsonzekerheid en een handvol kinderschoenpogingen van de politiek slechts gekomen nadat ondermeer onder impuls van het NICC kunstenaars zich verenigden in het Nationaal Kunstenaarsplatform en zèlf een uitgewerkt en stevig onderbouwd principe van sociaal statuut aan de toenmalige Minister van Sociale Zaken voorlegden.)

Ook de kunsthistorica vindt dat kunstenaars moeten leven van aandacht, liefde en verlangen, van stimuleren, presenteren, aanmoedigen en veilig behouden genesteld liggen in de grote logge lichamen van de musea. Dat gaat perfect met de groten die de kunsthistorica kent en koestert: Rubens, Van Dyck, Jordaens,... dat gaat omdat de vale beenderen van deze kunstenaars met enkel aandacht en liefde veilig in de logge lichamen kunnen behouden worden, behouden worden als bezit. Met actuele levende kunstenaars gaat dat evenwel niet, zij zijn geen bezit, zij hebben recht op vrijheid, maar ook op het verwerven van hun noodzakelijke levensvoorzieningen door middel van prestaties die ze binnen hun beroepspraktijk leveren. Dat 90% van de professioneel werkende beeldende kunstenaars niet kan overleven van zijn artistieke praktijk betekent meer dan de simplistische vaststelling dat er 90% niet-uitverkorenen zouden zijn die kost wat kost "hun gedachten" willen doen. Die 90% van de beeldende kunstenaars zitten niet thuis in ateliers volgestouwd met werken die geen hond wil zien, die kunstenaars stellen wel geregeld tentoon, op eigen initiatief (en het daaraan gekoppeld risico) in galerijen, maar ook zeer vaak in door de overheid gesubsidieerde kunstinstellingen wiens taak het is om activiteiten van en met kunstenaars te organiseren, te produceren of te presenteren. Zonder kunstenaars geen kunst, zonder kunst geen kunstinstellingen, zonder kunstinstellingen geen werknemers die dankzij die instellingen op een verantwoorde en wettelijke manier in hun levensonderhoud (én inkomensgarantie bij verlies van werk, èn ziekteverzekering, èn vakantiegeld, èn pensioen) kunnen voorzien.
En ja, de overheid springt af en toe ook bij door het subsidiëren van "onpopulaire" (sic) kunstenaars. Dat bijspringen zal ik even illustreren: in het jaar 2006 subsidiëerde de Vlaamse Gemeenschap 107 hedendaagse kunstenaars door middel van kleine en grote ontwikkelingsgerichte beurzen en projectbeurzen, alles samen voor een totaal bedrag van 718.500 euro. In datzelfde jaar bedroeg de loonkost voor de 69 werknemers in het door diezelfde Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde M_hka maar liefst 2.427.770,26 euro. Het bedrag dat de Vlaamse Gemeenschap besteedt aan rechtstreekse steun aan kunstenaars is de afgelopen vijf jaar amper gestegen, terwijl de uitgaven voor loonkost in het M_hka in dezelfde periode verdubbeld zijn. De bewering van Bart De Baere in (h)art nr 30 ("Appelen en porei") dat daar een gedeelte mediawerking is bijgekomen is overigens niet relevant, eerder integendeel aangezien er in die bewuste mediawerking evenzeer kunstwerken getoond worden van kunstenaars die voor het maken of het ter beschikking stellen van die kunstwerken niet werden vergoed. De extra middelen voor die mediawerking gingen in de eerste plaats naar personeel dat de kunstwerken uitkiest, personeel dat de kunstwerken projecteert of personeel dat de toegangskaartjes voor de voorstellingen verkoopt.

Op 23 januari 2008 stuurde het M_hka met veel trots een persbericht rond waarin gesteld wordt dat het streeft "naar een billijke verloning van kunstenaars". "Het M_hka wil eerst en vooral een juister samenwerkingskader met zijn kunstenaars ontwikkelen" en zal voor bepaalde projecten "kunstenaars vanaf nu steeds een gepast arbeidscontract aanbieden, of minstens een overeenkomstige verloning geven". Het M_hka speelt daarmee in op de vernieuwde (maar ook opgelegde) aandacht voor kunstenaar waarvan de Minister een beleidsprioriteit heeft gemaakt. Het M_hka doet dat ook omdat het een kersverse erkenning van diezelfde minister heeft als "Grote Vlaamse Instelling", een erkenning die de Minister ook bedacht met een aanzienlijke doorgroei van de middelen om "een aantal van de reeds lang gekoesterde ambities waar te maken". In 2008 krijgt het M_hka 785.000 euro extra middelen, pakweg hetzelfde bedrag dat de Minister totnogtoe jaarlijks voorzag voor rechtstreekse steun aan kunstenaars door middel van kleine en grote ontwikkelingsgerichte beurzen en projectbeurzen.
Die billijke verloning komt er niet in de eerste plaats vanwege de onweerstaanbare aandacht, de liefde en het verlangen van de museumdirecteur voor de kunstenaars. Die billijke verloning komt er niet omdat er een gloed van sociale solidariteit over het M_hka is neergestreken. Die billijke verloning komt er wel onder niet-aflatende druk van kunstenaars en kunstenaarsorganisaties zoals het NICC die sociaal onrecht in de aandacht brengen. En die billijke vergoeding komt er tenslotte, omdat het M_hka er als Vlaamse Instelling in een
royaal gebaar van “Open Grandeur” van de Minister geen symbolisch kapitaal maar harde euro's voor krijgt.

Danny Devos
Kunstenaar,
Stakeholder in de Omgeving voor Actuele Kunst